Op de vleugel tegenover komen we bij Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. De eerste tekst op de muur spreekt over hoe Nederland van het veroveren van een paar handelsposten over ging tot het ‘besturen’ van het hele eilandrijk en dat de opstanden vaak bloedig werden neergeslagen. Overigens als je naar de site van het verzetsmuseum gaat en kijkt naar hoe men de 5-jarige periode noemt dat de Duitsers Nederland ‘bestuurde’ dan wordt daar gesproken van een bezetting, just saying. In de volgende muurtekst lezen we over de gelaagdheid van de culturen van zuidoost-Azië. De buitenste lagen zouden dan de islam en het christendom en moderne leven zijn en hoe deze daaromheen gegroeid zijn als extra laag. ‘Omheen gegroeid’ zou niet mijn woordkeuze zijn.
Het laatste stukje van de tekst is een van de redenen waarom ik niet normaal door een volkenkundig museum kan lopen: “In voorwerpen uit alle tijden is deze gelaagdheid terug te vinden. Het zijn voorwerpen, soms al meer dan honderd jaar in de collectie van het Tropenmuseum, die door hun bezieling respect afdwingen. Omdat er een koloniale band was tussen Nederland en Indonesië heeft het Tropenmuseum vooral veel Indonesische voorwerpen.” We zijn van het ‘bloedig neerslaan van oppositie’ in anderhalve meter opeens gegaan naar een ‘koloniale band’, het understatement van de eeuw.